Warmteplan 2021 wordt Warmteprogramma 2026
Volgens het Klimaatakkoord moeten alle huizen en gebouwen in Nederland in 2050 van het aardgas af zijn met een tussenstap van 20% in 2030. Hiervoor moeten alternatieve wijzen van verwarmen en warmwatervoorziening worden gerealiseerd. Om dit te bereiken heeft Delft inmiddels vier jaar geleden het Warmteplan 2021 opgesteld. Het plan geeft per buurt aan wat de beste oplossing is op basis van technische mogelijkheden en kosten. De keuze gaat tussen de drie hoofdrichtingen namelijk warmtenet, all-electric warmtepomp en duurzaam gas. Wat de binnenstad betreft hebben de meeste buurten als voorkeursvariant hernieuwbaar gas gekregen, met licht blauw aangegeven in bovenstaand figuur. De buurten Centum-Noord en Zuidpoort hebben als voorkeursvariant all-electric, in bovenstaand figuur aangegeven met geel. Niet alle wijken kunnen tegelijk aangepakt worden; daarom is er in het plan een volgorde bepaald. Er is gestart met de Multatulibuurt en met de Buitenhof. Volgens dit plan komt de binnenstad pas na 2040 aan de beurt.
Van Warmteplan 2021 naar Warmteprogramma 2026
De gemeente is gestart met het actualiseren van het warmteplan. Dit is niet alleen nodig door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, het is ook wettelijk verplicht. Met ingang van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) is het warmteplan een verplicht omgevingsprogramma. Daarom heet het niet meer warmteplan, maar warmteprogramma. De wet geeft het warmteprogramma ook een formele status in de beleidscyclus (zie hieronder).

Anders dan voorheen is nu wettelijk vastgelegd dat het college het warmteprogramma vaststelt en niet meer de raad. Het college wil de raad wel goed betrekken en bespreekt daarom alle stappen met de raad. Het college noemt dit ”net als bij het terrassenbeleid”. Het college heeft als start voor het Warmteprogramma 2026 een uitgangspuntennotie opgesteld en deze is 11 september besproken in de raadscommissie Ruimte en Verkeer. Onderstaande de punten die voor ons in de binnenstad relevant zijn.
In het Warmteprogramma is energielabel C of de Standaard het uitgangspunt voor de technische analyse. Dit is in lijn met de doelstelling uit Warmteplan 2021 en het Isolatieplan 2023 dat elke woning in Delft uiteindelijk geïsoleerd wordt naar label C of de Standaard. De fractie van Volt vroeg of dit wel een voldoende isolatieniveau is voor alle in beschouwing te nemen warmtetechnieken zoals bijvoorbeeld de all-electric warmtepomp. En of dit betekent dat mogelijk later nog een isolatiestap gemaakt moet worden om in 2050 echt klimaatneutraal te zijn. De wethouder sloot niet uit dat er huizen zijn die later nog meer moeten worden geïsoleerd. Voor oudere woningen zoals die in ons gebied zal het realiseren van het halen van energielabel C of de Standaard trouwens al een fikse uitdaging zijn en mogelijk soms zelfs niet haalbaar.
In het Warmteprogramma wordt niet actief gestuurd op koeling. Of een warmtetechniek ook kan koelen (bijvoorbeeld een warmtepomp), weegt dus niet mee in het bepalen van het voorkeursalternatief. De koelvraag wordt wel bepaald en de aandachtsgebieden benoemd. Voor de bestaande bebouwde omgeving wordt er vertrouwd op passieve koeling. De wethouder gaf als motivatie, naast de hoge kosten van actieve koeling, het extra stroomgebruik. Het CDA gaf hierop aan dat mensen wellicht dan zelf een airco neerzetten die evengoed stroom vraagt en dat dit mogelijk inefficiënt is en op plekken gebeurt met hittestress, waardoor de situatie juist verslechtert.
In het Warmteprogramma wordt duurzaam gas (waterstof of biogas) voorlopig niet als realistisch voorkeursalternatief gezien. Dit betekent dat duurzaam gas tot 2040 niet in aanmerking komt als alternatief en daarna alleen als er geen andere mogelijkheid is. Dit omdat het opschalen van de duurzaam gasproductie achterloopt, de beschikbaarheid onzeker is en het gebruik van het schaarse aanbod voor verwarming van de gebouwde omgeving lage prioriteit krijgt (waterstofladder). De VVD vroeg of dit betekent dat er huidige plannen aangepast moeten worden, alternatieven voor deze buurten verzonnen moeten worden en of dit gaat leiden tot extra kosten voor de bewoners. De wethouder antwoordde dat de uitgangspuntennota te vroeg is om hier wat over te zeggen, maar dat het warmteprogramma daar straks meer duidelijkheid over zal geven.
In het Warmteprogramma is de impact op het elektriciteitsnet een belangrijke afweging voor het bepalen van de voorkeurstechniek. Dit betekent een voorkeur voor warmtenetten. Aangezien in ons gebied door de drukte in de ondergrond een warmtenet onmogelijk is zal dit, behoudens misschien voor Centrum – Noord, geen consequenties hebben voor ons gebied. Zowel D66 als GroenLinks merkten op dat in de uitgangspuntennotitie geen aandacht wordt besteed aan lokale bewonersinitiatieven zoals zonneparkjes of kleine warmtenetten. De wethouder gaf aan dit niet te willen stimuleren in buurten met een gepland warmtenet, daar deze alternatieven een concurrentie zijn voor de warmtenetten en de betaalbaarheid van deze netten negatief beïnvloeden. Als het gaat om een buurt met geplande all-electric warmtepompen, dan wil de gemeente het wel bezien mits deze alternatieven geen nadelen hebben voor de reeds gedachte gemeentelijke oplossing.
In het Warmteprogramma zijn de laagste kosten sterk bepalend voor de voorkeursoplossing. Het gaat om de laagste nationale kosten. Dit zijn de kosten bezien vanuit het perspectief van de BV Nederland. Ook wordende laagste eindgebruikerkosten bepaald, want dit zijn de kosten die de inwoners daadwerkelijk moeten betalen. De laagste nationale en de eindgebruikerkosten kunnen sterk verschillen. Het CDA vroeg hoe deze twee worden gehanteerd bij de keuze van de voorkeuroplossing. Hierop gaf de wethouder aan dat de gemeente geen invloed heeft op de eindgebruikerskosten. Op hoe beide kosten in de afweging worden meegenomen kwam geen helder antwoord.
In het Warmteprogramma volgen wij dezelfde participatieopzet van het Warmteplan en passen we Delfts Doen en het Delftse Rekenkamerrapport over participatie in de energietransitie toe. In de toelichting staat ” Omdat het Warmteprogramma over heel Delft gaat, participeren we op verschillende niveaus. Allereerst raadplegen we de hele stad. De raadpleging gaat over betaalbaarheid en over in welk soort gebieden wij zouden moeten beginnen. Omdat keuzes in het Warmteprogramma taaie materie zijn, komt er daarnaast een meedenkgroep die onder professionele begeleiding meedenkt en adviseert op inhoudelijke thema’s. We streven naar een zo divers en representatief mogelijke samenstelling van de meedenkgroep.” Vanuit het BBN-bestuur is er belangstelling geuit voor deze meedenkgroep. Wij hebben geen plek in deze meedenkgroep gekregen omdat er vanuit de binnenstad zich al voldoende oude witte mannen hadden aangemeld. De ChristenUnie gaf aan dat er verschillen zijn in draagkracht tussen wijken, dus ook wat men vindt van betaalbaarheid en vroeg of daarmee rekening wordt gehouden. De wethouder gaf aan dat er een gemiddelde Delftse mening wordt bepaald.
Een aantal fracties gaf aan het stuk mee terug te nemen naar de fractie, wat betekent dat het stuk behandeld wordt in de eerst volgende gemeenteraadvergadering en dat er mogelijk moties worden ingediend.
Gemeenteraadvergadering
Bij de behandeling van de uitgangspuntennotitie in de raadsvergadering van 25 september werden twee moties ingediend en aangenomen.

De eerste motie is Koeling in het Warmteprogramma. Deze motie van CDA, STIP, GroenLinks en D66 roept het college op in het Warmteprogramma expliciet aandacht te besteden aan het vraagstuk van koeling bij bestaande bebouwing. Daarnaast moet het college inzichtelijk maken hoe koeling in bestaande bouw wordt meegenomen. Wethouder van Vliet gaf desgevraagd aan dat passieve koeling meegenomen gaat worden in het Hitteactieplan. Tevens gaf hij aan dat een boom net zoveel doet als heel veel airco’s en dat de gemeente gezwind verder gaat met het planten van bomen. De enige tegenstemmen kwamen van de SP
De tweede motie was Ruimte voor energie- en warmte initiatieven van GroenLinks, D66, STIP en PvdA; deze werd door een ruime meerderheid van de raad aangenomen. De tegenstemmen kwamen van CDA en Onafhankelijk Delft. De motie geeft het college onder meer de opdracht om bij het opstellen van het warmteprogramma, naast grootschalige warmtenetten en individuele oplossingen ruimte te maken voor mini-warmtenetten en kleinschalige straat- en buurtinitiatieven.
Voor de Uitgangspuntennotitie Warmteprogramma 2026 klik hier.
Voor de motie Koeling in het Warmteprogramma klik hier
Voor de motie Ruimte voor energie- en warmte initiatieven klik hier