Bij het isoleren van woningen en gebouwen moet aan eisen met betrekking tot natuurbescherming, die sinds 1 januari 2024 op grond van de Omgevingswet gelden, worden voldaan. Deze regelgeving bevat verbodsbepalingen voor het opzettelijk doden, hinderen en verstoren van onder andere in de habitat- en vogelrichtlijn opgenomen beschermde soorten, zoals vleermuizen, huismussen en gierzaluwen.
Dit betekent dat bij na-isolatie de noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen om nadelige gevolgen voor beschermde dieren te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor is per project een ecologische quickscan nodig. Indien de quickscan de aanwezigheid van beschermde soorten niet uitsluit, is ook een uitgebreid ecologisch onderzoek nodig. Worden er vervolgens beschermde soorten vastgesteld dan moeten daarvoor vervangende leef- en broedvoorzieningen worden gerealiseerd. Vervolgens moet er bij het bevoegd gezag, de provincie, een vergunning voor flora- en fauna-activiteiten – werkzaamheden die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten – worden aangevraagd.
Professionele gebouweigenaren, zoals corporaties, werken nu doorgaans op deze wijze. Voor particuliere woningeigenaren, is deze route bijzonder ingewikkeld en duur: looptijd anderhalf jaar en kosten ca € 5.000. Daarom is de aanpak via het gemeentelijke soortenmanagementplan ontwikkeld. Die aanpak is ontwikkeld toen de Omgevingswet nog niet in werking was getreden, en gold toen onder de Wet natuurbescherming. Inmiddels geldt de regelgeving en terminologie van de Omgevingswet.
Aanpak via het gemeentelijke soortenmanagementplan
In het zogenaamde soortenmanagementplan (SMP) wordt de hele (stads)natuur door de gemeente in kaart gebracht. Er worden maatregelen genomen om de biodiversiteit langdurig te beschermen en te verbeteren, wat de wettelijke grond is om een gebiedsgerichte ontheffing te krijgen. Door een uitgebreid, jaarrond ecologisch onderzoek worden alle mogelijke populaties in kaart gebracht en gevolgd. Naar aanleiding hiervan worden er ook maatregelen getroffen, zoals het creëren van alternatieve verblijfplaatsen en kraamverblijven voor vleermuizen of het plaatsen van nestkasten of het creëren van een valse spouwmuur waar (vooral) vleermuizen graag in verblijven.
Op basis van het door de gemeente in overleg met de provincie opgestelde SMP (onder de Omgevingswet heeft dit de naam van een zogenaamd ‘programma’) wordt de activiteit als vergunningsvrij aangewezen
Bewoners en gebouweigenaren hoeven dan geen eigen ecologisch onderzoek meer te doen en geen eigen vergunning voor deze flora- en fauna-activiteitenmeer aan te vragen. De gemeente Delft heeft inmiddels het SMP-traject gestart. Gezien de beperkte capaciteit van de ecologische onderzoeksbureaus zal er in beginsel steeds voor een wijk een SMP worden opgesteld. Het SMP voor de binnenstad wordt niet voor 2028 verwacht.
Interim aanpak via het natuurvriendelijk isoleren
Het opstellen van SMP’s voor alle gemeenten in Nederland zal een aantal jaar in beslag nemen, is er een rijksbrede interim regeling vast gesteld; het zogenaamde natuurlijkvriendelijk isoleren. Hierbij moeten isolatiebedrijven bij werkzaamheden aan woningen van particulieren de zorgplicht uit de wet in acht nemen door te werken volgens de methodiek van het natuurvriendelijk isoleren. Dit houdt in:
- zorg dat spouwmuren tijdig natuurvrij gemaakt worden om te zorgen dat beschermde dieren tijdig kunnen uitvliegen en dus niet onnodig gedood worden.
- zorg dat er alternatieve verblijfplaatsen komen als oorspronkelijke verblijfplaatsen door na-isolatie verdwijnen.
- werk altijd volgens de natuurkalender. Dit betekent dat er niet geïsoleerd kan worden in het broedseizoen en in de kraamperiode en dat er voor isolatie in de winterperiode tijdig natuurvrij gemaakt moet worden
De provincie Utrecht heeft deze wijze van natuurlijk isoleren nader uitgewerkt. In bovenstaande figuur staat de natuurkalender voor het isoleren van een spouwmuur en die voor het dak. Ook bij het plaatsen van zonnepanelen op een pannendak kan verstoring plaatsvinden. Het plaatsen van zonnepanelen op een pannendak dient daarom plaats te vinden buiten het broedseizoen (1 april tot 1 augustus). Als er bij het plaatsen pannen moeten worden verwijderd, dan moet dat voorzichtig worden gedaan om het dooddrukken van vleermuizen te voorkomen.
Voor een periode van 2 jaar hoeven eigenaren geen vergunning voor deze flora- en fauna-activiteiten aan te vragen.
Van binnen uit isoleren
De strekking van de regels op grond van de Omgevingswet is voorkom het doden en verstoren van vogels en vleermuizen en beperk het verlies van verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen. Als een buitenmuur wordt geïsoleerd door een voorzetwand met isolatie aan de binnenkant te plaatsen, worden vogels en vleermuizen niet gestoord en raken zij geen verblijfplaats kwijt. Huizen van voor 1920 hebben geen spouwmuur en dan is isoleren in de spouw sowieso geen optie. Isoleren aan de buitenkant is in beschermd stadgezicht aan de straatzijde niet toegestaan. Isoleren aan de binnenkant met een voorzetwand met isolatie is deze gevallen de aangewezen weg. Huizen gebouwd tussen 1920 en 1960 hebben wel een spouw, maar deze spouw is meestal zo smal dat isoleren daarvan geen zoden aan de dijk zet. Daardoor is ook hierbij isoleren aan de binnenzijde de enige reële optie. Bij het isoleren van een pannendak geldt een soortgelijke benadering. Als het pannendak een gesloten dakbeschot heeft waardoor geen vleermuizen of vogels kunnen binnenkomen, kan er ook aan de binnenkant worden geïsoleerd. Voor veel huizen in ons gebied zal isoleren aan de binnenkant een logische en haalbare aanpak zijn.
Voor de handreiking natuurlijk isoleren van de provincie Utrecht klik hier