|

Vrachtwagenoverlast in Delft, het valt misschien wel mee

De Franse historicus Jerôme Carcopino beschrijft in zijn boek Het dagelijks leven in het oude Rome ook het verkeer in de binnenstad van Rome. Opmerkelijk is de aanpak van het vrachtverkeer. Als je dit vergelijkt met de aanpak in Delft, dan valt het misschien wel mee met de overlast. Onderstaand enige passages uit het boek (5e druk 2002 uitgeverij Het Spectrum).

Dag
Al het verkeer werd beheerst door de tegenstelling van dag en nacht. Overdag heerste er een levendige drukte, een wild gedrang en een hels kabaal. Zodra de winkeliers hun tabernae geopend en hun waren op straat uitgestald hadden, stonden deze vol mensen. Kappers schoren hun klanten midden op de openbare weg. Schor van het schreeuwen tegen dovemansoren lieten de houders van eetkraampjes aan de voorbijgangers weten hoe kokend heet hun worstjes wel waren. Op de kruispunten vergaapte een kring leeglopers zich aan een slangenbezweerder; overal klonk het hamergeklop van de koperslager en het flemen van de bedelaars. Aan de stroom voetgangers kwam nooit een einde en in weerwil van de obstakels die zij op hun weg ontmoetten, werd de stroom weldra een vloedgolf.

Nacht
Indien men verwacht dat de nacht in angstige stilte en een vrede als het graf een einde zou maken aan het lawaai, komt men bedrogen uit. Er kwam gewoon een ander geraas voor in de plaats. Het volk had zich nu teruggetrokken in de insulae, maar door een decreet van Caesar werd de mensenstroom vervangen door een ware processie van lastdieren, hun voerlieden en hun escorte. De dictator had namelijk heel goed ingezien dat het af en aanrijden van voertuigen, wat toch onvermijdelijk was voor de aanvoer van de levensbehoeften van de honderdduizenden inwoners, in de steile, nauwe en drukke straatjes van Rome overdag onmiddellijk een opstopping zou veroorzaken. Daarom had hij radicale maatregelen genomen. Van zonsopgang tot het aanbreken van de duisternis werden er geen transportkarren in de binnenstad toegelaten. De karren die ’s nachts waren binnengekomen en verrast werden door de dageraad moesten halt houden en blijven staan op de plek waar zij stonden. Er waren een paar uitzonderingen: op de dagen van religieuze feesten, overwinningsdagen en die van openbare spelen waren de hiervoor noodzakelijke wagens toegelaten.

Ontheffingen
Ten slotte was er een op alle dagen van het jaar geldende dispensatie voor de karren van aannemers, die bezig waren met het slopen van gebouwen om ze beter en mooier te kunnen herbouwen.
Het gedender van de wagenwielen, de kreten van de voerlieden, het geschreeuw van de sjouwers en veel meer stoorden de slapenden. Volgens de satiredichter Juvenalis waren de Romeinen door het onophoudelijk transitoverkeer en het eeuwige rumoer zonder respijt tot slapeloosheid gedoemd: “Hoe kan men de slaap nog vatten? Het passeren van de voertuigen in de bochtige steegjes en het gevloek van de muilezeldrijvers die niet verder kunnen, zouden zeekoeien of zelfs keizer Claudius wakker doen liggen”.

Vergelijkbare berichten