Geluidsoverlast normeren: denk aan bas
Voor het vaststellen van geluidshinder is het van belang om de juiste metingen te doen. Je kan de trilling, of beter: de energie die een geluidsbron veroorzaakt vaststellen met een geluidsmeter, maar ons gehoor zit ingewikkelder in elkaar.
De standaard correctie: dB(A)
Het menselijk gehoor is namelijk gemiddeld genomen minder gevoelig voor lage en heel hoge frequenties. Boven de tienduizend Hertz (trillingen per seconde) horen wij zelfs helemaal niets (honden en katten wel) en onder de 20 hertz ook niets (al voelen we dat wel in ons lijf). Als je geluidsoverlast wilt vaststellen moet je hier rekening mee houden. Want een meetapparaat is anders gevoelig dan de mens voor de trillingen van het geluid. Het totaal aantal decibels wordt berekend met een soort optelsom voor al die verschillende geluidstonen (frequenties) in het spectrum. Om te benaderen hoe wij mensen geluid ervaren, wordt bij deze bepaling van de sterkte van geluid de geluidsenergie van de hoge en lage tonen minder meegenomen, dan de geluidsenergie van de middentonen. Deze correctieschaal wordt ook wel de A-schaal genoemd; we spreken dan over dB(A): gemeten decibels (dB), gecorrigeerd met die A-schaal.
dB(A) correctie gaat mis bij harder geluid
Maar als geluid aanzienlijk harder wordt, klopt deze correctie niet. Bij een harder geluid is het menselijk oor gevoeliger voor lage tonen. Met andere woorden: de correctie om lage tonen minder mee te tellen bij het bepalen van geluidsoverlast klopt niet meer boven een bepaald volume. Daarom is er voor geluid tussen (ongecorrigeerd) 55 en 85 decibel een alternatieve correctieschaal gemaakt, de zogenaamde B-schaal. En voor geluid boven (ongecorrigeerd) 85 decibel is er de zogenaamde C-schaal.
Juist bij geluid dat verhoudingsgewijs veel lage tonen bevat, is het belangrijk welke correcties je toepast. Geluid van versterkte muziekinstallaties die gebruikt worden in de horeca of bij evenementen bevat veel lage tonen, veel bassen. Om goed de geluidshinder vast te stellen, zal het gemeten geluid gecorrigeerd moeten worden met de goede correctieschaal die het best het gevoel van het menselijk oor beschrijft, en dat is dus bij harder geluid de C-schaal.
Een geluidsniveau van 85 dB(A) met een standaard muziekspectrum komt overeen met circa 99 dB(C). Wordt de bas harder opengedraaid, dan neemt de dB(C) waarde sneller toe dan de dB(A) waarde. Daarom moet je dus naast de dB(A) ook de dB(C) waarde hanteren. Dan zie je beter het effect van een opengedraaide bas. Relevant hierbij is ook nog de afstand: lage tonen dragen verder. Dus op grotere afstand van een evenement kan het verschil tussen dB(A) en dB(C) oplopen.
Praktijk: steeds meer gemeenten gebruiken ook dB(C) normen bij evenementen, nu Delft nog
Een voorbeeld is de gemeente Nijmegen. Deze gebruikt al sinds 2008 beide waarden; de maximale ontheffingswaarde is daar bij evenementen in de open lucht bijvoorbeeld 80 dB(A) resp. 93 dB(C). De maximale verschilwaarde [dB(C) – dB(A)] is 13 dB. De organisator van een evenement zal bij het testen van de installatie dan de basversterking terugdraaien. En dat is nu juist de bedoeling. En ook bijvoorbeeld Amsterdam, Leiden, Rotterdam en Utrecht stellen normen aan de bas d.m.v. maximale dB(C) waarden.
Meten – ook voor de organisatoren van een evenement bij het inregelen van de geluidsinstallatie – is geen probleem: het filter zit normaal gesproken gewoon op de geluidsmeter.
Het wordt tijd dat ook Delft de bas serieus neemt, en ook geluidsnormen voor dB(C) vaststelt. Met een adequate handhaving van beide normen wordt het dan voor iedereen beter toeven in de binnenstad.