de strijd tegen oppervlaktewater en grondwater

Water

De strijd tegen het water

Water, en misschien beter: de strijd tegen het water, speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van onze belangenvereniging. BBN en haar voorlopers houden zich sinds veertig jaar bezig met (grond)wateroverlast en bodemdaling in het binnenstad noord gebied. Met veel overleg, onderzoek en investeringen als gevolg. Onderstaand een beschrijving hoe de huidige situatie is ontstaan.

Een slechte basis door de lage ligging

In 1956 werd voor de binnenstad het Komplan opgesteld. Dit bestemmingsplan werd sterk gedicteerd door de wens de bestaande winkelfunctie uit te breiden en te moderniseren, en om een oplossing te vinden voor het snel toenemende autoverkeer in de naoorlogse periode.

Een belangrijk onderdeel van het plan was het realiseren van een nieuwe noord-zuidstructuur in de binnenstad. Het plan voorzag ook in grote sloop in de oostelijke binnenstad, wat als volgt werd verdedigd:

“Panden met een bijzondere historische of architectonische waarde liggen bijna allemaal in het oudere westelijke deel van de vesting; het oostelijke deel is het laatst binnen de wallen aangelegd. Het maaiveld ligt hier laag ten opzichte van de waterspiegel, de verkaveling is slecht […] en het is altijd een minderwaardig stadsdeel geweest, dat gelijkenis vertoont met de Jordaan en het oostelijk deel van Alkmaar.”

De figuur rechts toont in rood de nieuwe noord-zuidstructuur in de noordelijke binnenstad volgens het Komplan. Met groen zijn aangegeven de gebieden te saneren, lees slopen, voor 1980 en in geel die te saneren na 1980. Er ontstond in de tweede helft van de jaren zestig toenemende kritiek op de grootschaligheid van dit op het concept van de ‘functionele stad’ gebaseerde Komplan met de bijbehorende sloop. De plannen werden bijgesteld. De Nieuwe noord-zuidstructuur is er niet gekomen en er kwam veel minder sloop.

In de figuur hiernaast is met rood aangegeven de nieuwbouw volgend op de sloop als gevolg van het bijgestelde Komplan: veel minder! Vanaf de jaren tachtig was er wel veel nieuwbouw volgend op de sloop van vrijgekomen grote objecten zoals het St Joris Binnengasthuis, het Waterloopkundig Laboratorium, de Hippolytuskerk en het Doelentheater. Dit is met oranje aangegeven in de figuur.

De lage ligging van het gebied veranderde echter niet. De grachten in de binnenstad zijn onderdeel van de boezem van Delfland. Het peil in de grachten wordt daardoor bepaald door het peil in de Schie. De lage ligging van het gebied ten opzicht van het grachtenniveau zorgt voor een geringe ontwateringsdiepte.

In 1988 startte de complexgewijze renovatie van particuliere woningen in het blok Rietveld-Raam-Fortuinstraat-Oosterstraat. De renovatie vond plaats in het kader van stadsvernieuwing. Het betrof oude huizen gefundeerd op staal met een gemetselde strokenfundering. Bij de renovatie bleek dat veel huizen vochtproblemen hadden door de hoge grondwaterstand. Na de rioleringsvervanging in 1992/93 in een aantal straten in onze buurt ontstonden in meer huizen vochtproblemen. Uit onderzoek bleek dat de oude rioleringen veelal lek waren en daardoor als drainagebuis werkten en zo onbedoeld de grondwaterstand verlaagden. De nieuwe rioleringen waren waterdicht, draineerden niet meer en de grondwaterstand steeg.

Grondwateronttrekking verergert probleem

Sinds 1916 werd er op de locatie DSM grondwater onttrokken voor productiedoeleinden. In 1997 werd de onttrekkingsvergunning van DSM verlengd op een groter volume per jaar dan voorheen.

Hiernaast twee plaatjes van het Rietveld, begin twintigste eeuw en in 2016. Opvallend is het afgenomen hoogteverschil tussen kademuur en het
grachtenniveau. In de jaren tachtig is de kademuur met twee stenen (ca 10 cm) verhoogd.

De bewoners hebben, omdat onttrekking leidt tot bodemdaling en daardoor tot vergroting van het grondwaterprobleem, zich toen gericht tot de Adviescommissie Deskundigen Grondwaterwet. Deze adviescommissie constateerde een bodemdaling sinds 1916 van 37 cm en stelde dat DSM de veroorzaker was van 10-40% van de 37 cm van deze bodemdaling. DSM bleek echter niet aansprakelijk te kunnen worden gesteld voor schade als gevolg van de onttrekking. De Adviescommissie gaf wel aan dat er structureel overleg moest komen tussen DSM, gemeente Delft, het Hoogheemraadschap van Delfland en de bewoners over alle waterproblemen, dus niet alleen die door grondwater.

Elk nadeel heb z’n voordeel

In september 1998 liep door hevige regenval het water in onze buurt vanuit de grachten over de straat en vervolgens ook diverse huizen in. De buien leidden niet alleen tot grote wateroverlast in Delft, maar ook in heel Delfland. Hiermee kwam het onderwerp wateroverlast duidelijk op de politieke agenda te staan. Ook in 1999 en 2000 was er weer veel wateroverlast door hevige regenval. Gemeente en hoogheemraadschap startten onderzoek naar het oplossen van de waterproblemen. Ook werd er gestart met structureel overleg tussen gemeente, hoogheemraadschap en de bewoners over alle waterproblemen, het zogenaamde Bewonersoverleg wateroverlast.

Probleem is dat bij veel regen ook het boezempeil stijgt. Bij de grachten in de oostelijke binnenstad is dat dan direct een probleem, want het water staat al hoog tegen de kademuren. Het kunnen afsluiten van de grachten van Rietveld en Vlamingstraat bij verwacht hoog boezempeil kreeg de hoogste prioriteit. Dit werd provisorisch gerealiseerd in 2002. Aan de Schiezijde door middel van een vaste afscheiding met bedienbare schuif. Aan de Vrouwjuttenlandkant werd bij verwacht hoog water met een kraan een schot voor het bruggat geplaatst (de stalen geleideprofielen zijn er nog) en werd een mobiele pomp geplaatst om het regenwater uit de grachten de Schie in te pompen.

De oostelijke binnenstad als polder

In 2005 stemt de gemeenteraad in met een structurele oplossing: het afsluiten van de hele oostelijke binnenstad bij verwachte hoge waterstand in de Schie door middel van kantelschuiven. De afsluitconstructies waren in 2010 klaar inclusief een gemaal bij de Duyvelsgatbrug om bij dichte kantelschuiven het water uit het afgesloten gebied te kunnen wegpompen. Volgens het neerslagprotocol van Delfland worden bij een verwachte neerslag van meer dan 40 mm in 24 uur de kantelschuiven van de binnenstad gesloten en wordt het grachtwaterniveau met 20 cm verlaagd naar NAP- 0,63. Het water in de Schie wordt dan met 10 cm verlaagd tot NAP – 0,53.

Met de kantelschuiven en het protocol leek het overstromingsgevaar behoorlijk onder controle. Maar daarmee was onze buurt nog niet van alle waterproblemen af. Want de grondwaterstand bleef hoog.

Aanleg drainage

Delft startte met het aanleggen van een grondwatermeetnet in de openbare ruimte. Daarnaast gaf de gemeente het ingenieursbureau Wareco de opdracht tot inventarisatie van de grondwateroverlast aan de huizen in onze buurt. In 2002 besluit de gemeenteraad op basis van het onderzoeksrapport van Wareco in het gebied Vlamingstraat, Vrouwjuttenland, Rietveld, Pluympot, Schutterstraat, Lakenraam, Fortuinstraat en Oosterstraat in de openbare weg drainage aan te leggen. Het rapport gaf aan dat naar verwachting de grondwateroverlast van ten minste 232 panden (83%) wordt verminderd door de aanleg van een drainagesysteem; niet in alle situaties zou de grondwaterstandverlaging voldoende soelaas bieden: dan zullen bouwkundige maatregelen moeten worden getroffen, zoals het aanbrengen van een betonnen bodemsafsluiter of het injecteren van de muren.

In 2009 gaf DSM aan de grondwateronttrekking te zullen verminderen en op termijn geheel te beëindigen. In 2016 besluit de gemeente met het oog op deze vermindering van de grondwateronttrekking extra drainage aan te leggen in de openbare ruimte in de wijken waar effecten op de ondiepe grondwaterstand te verwachten zijn. Dit zal plaatsvinden in combinatie met andere leiding- of bestratingwerkzaamheden. Uiteindelijk zal in alle straten in ons gebied drainage zijn aangebracht. Zoals hiervoor aangegeven zijn de grondwaterpeilbuizen geplaatst in openbaar terrein. Op ons verzoek zijn onze buurt in 2017 zes peilbuizen bijgeplaatst die meer informatie geven over de grondwaterstand achter de huizen; dus op niet openbaar terrein.

Zoals eerder gezegd heeft de Adviescommissie Deskundigen Grondwaterwet vastgesteld dat de maaivelddaling in ons gebied in de periode 1916 – 1997 totaal 37 cm bedroeg. Dat is gemiddeld 4,1 mm/jaar. In de jaren 1999 t/m 2013 was de zakking totaal 14 mm, gemiddeld dus 1,1 mm/jaar.

Sinds de start van de reductie van de grondwateronttrekking Delft Noord (voormalig DSM) in 2017 is de zakking in ons gebied gestopt en overgegaan in een lichte stijging.

Bovenstaande is een samenvatting van een meer uitgebreide beschrijving van de  (grond)wateroverlast en bodemdaling in ons gebied. Voor deze beschrijving met links naar onderliggende documenten klik hier.